Gouds Puik
De getijdenmolens die boven de beide duikersluizen werden gebouwd waren oorspronkelijk volmolens ten behoeve van de lakenfabricage. Laken is een wollen stof die ‘gevold’ is, een bewerking waarbij de wolharen worden vervilt, dat wil zeggen inniger met elkaar verbonden. Eerst gebeurde dat vollen met mankracht, door de geweven wollen stof langdurig te slaan of te stampen. De lakenfabricage groeide uit tot een van de belangrijkste bedrijvigheden in Gouda. Het Goudse laken, ‘Gouds Puik’ geheten, was van een uitstekende kwaliteit. Maar het vollen was een zwaar beroep dat buitengewoon slecht werd betaald. Daarom was er rond het jaar 1600 vrijwel geen voller meer in de stad te vinden en moest dit werk worden uitbesteed.
De Kleine Volmolen
Om toch de lakenindustrie voor de stad te behouden, besloot het stadsbestuur in het begin van de 17e eeuw tot de bouw van een volmolen boven de duikersluis die al eeuwenlang onder de Veerstal lag, in het verlengde van de Peperstraat. In de duiker werd een scheprad geplaatst dat in beweging werd gebracht door binnenstromend water tijdens de vloed in de Hollandsche IJssel. Het was dus een getijdenmolen. Het scheprad dreef de volstampers aan. Het geheel werd ondergebracht in een gebouwtje dat later als de ‘Kleine Volmolen’ bekend zou staan. Aangezien de vollers zelf zo’tweremolen niet konden betalen, werd die door het stadsbestuur bekostigd en vervolgens aan de lakenfabrikanten verhuurd. Daarmee verzekerde de stad zich van een nieuwe vaste bron van inkomsten.
De Grote Volmolen
De ‘Kleine’ Volmolen werd een succes en daarom besloot het stadsbestuur in 1630 tot de bouw van een tweede, ‘Grote’ Volmolen, aan de oostzijde van de Haven. Daarvoor werd, ter vervanging van een tweetal oudere duikers, een nieuwe duiker aangelegd, rechtstreeks tussen de Spieringstraat en de Hollandsche IJssel.
Multifunctioneel
Overigens hebben deze beide volmolens niet kunnen voorkomen dat de lakenfabricage in Gouda ernstig terugliep. Al rond 1650 werden de molens voornamelijk gebruikt voor het pletten van vlas en voor het beuken van hennep voor de kleingaren- en touwindustrie. Later werden ze gedeeltelijk omgebouwd voor het zagen van hout en voor het persen van olie. Zelfs werd de Grote Volmolen gebruikt voor het bewerken van lamsvellen tot zeemleer, hetgeen leidde tot een verschrikkelijke stank in de omgeving en tot zware vervuiling van het grachtwater.
Overlast
Zo bleven de beide volmolens volop in gebruik en vormden ze een vaste bron van inkomsten voor de stad. Maar ze gaven ook veel problemen. Voor het aandrijven van de schepraderen was veel water nodig, en zelfs zodanige hoeveelheden dat daarvan in de stad en, via de Gouwe, in de achterliggende Rijnlandse boezem grote overlast werd ondervonden. De voorgenomen bouw van de Grote Volmolen in 1630 leidde direct al tot een hooglopende ruzie tussen het stadsbestuur en het Hoogheemraadschap, die resulteerde in een overeenkomst waarbij het inlaten aan vaste tijden werd gebonden. Gouda hield zich echter maar matig aan de afspraken.
Einde overlast
Pas toen in 1858 het Hanepraaigemaal, een krachtig stoomgemaal aan het einde van de Fluwelensingel, in gebruik genomen werd, kon er meer water worden uitgeslagen dan er via de volmolens naar binnen kwam. Het Goudse Waterschap werd vervolgens binnen het Hoogheemraadschap Rijnland gebracht, waarmee er een eind kwam aan het autonome waterbeheer van Gouda.
Einde volmolens
In 1869 werden de volmolens buiten gebruik gesteld. De schepraderen werden in 1870 verwijderd. Deze beide bijzondere getijdenmolens bestaan dus niet meer. Het gebouw van de Kleine Volmolen aan de Veerstal werd in 1941 afgebroken. Het gebouw van de Grote Volmolen aan de Punt werd nog lang als kaaspakhuis gebruikt. Dit gebouw bestaat nog steeds. De beide duikersluizen worden thans hoofdzakelijk gebruikt om water uit de Goudse grachten in het buitenwater te pompen. Sinds begin 2000 zijn de pompen vervangen en worden de duikers wekelijks weer gebruikt om water in te laten voor het verversen en doorspoelen van de daarachter liggende grachten. De duiker onder de Grote Volmolen is in 2007 gerestaureerd en daarbij op Open Monumentendag voor bezoekers opengesteld.