Leespunt 4: Het Praathuis in ’t Weegje (vervolg)

Op uw route naar ’t Weegje bent u zojuist door de laaggelegen Zuidplaspolder(19) gefietst, en bent u per ophaalbrug de Ringvaart van de Zuidplaspolder (20) gepasseerd.

kaart 4

Rond het jaar 1000 was Midden-Holland nog een bebost veenmoeras, dat meters boven de zeespiegel uitstak. De eerste bewoners hebben de bossen ontgonnen en het gebied ontwaterd door het graven van evenwijdige slootjes. Op de ontgonnen gronden werd eerst graan verbouwd en later vee gehouden. Door de ontginning en ontwatering begon het veen door indroging en oxidatie in te klinken tot het lager kwam te liggen dan de rivieren. Door de bouw van dijken voorkwamen de bewoners dat het land onder water liep. Was het veengebied helemaal door dijken omgeven, dan was er een polder ontstaan. Die verlaging van het maaiveld leidde echter tot een vicieuze cirkel van voortgaande ontwatering, maaivelddaling en vernatting. Het proces van inklinking zet zich ook nu nog voort.

Ingedroogd veen bleek een uitstekende brandstof. Grote delen van het poldergebied werden daarom uitgeveend. Zo ontstonden de Hollandse plassen die, als ze door oeverafslag gevaar opleverden voor de omliggende nederzettingen, weer werden drooggemalen en ingepolderd. Zo ontstond ook de Zuidplaspolder. Het water uit deze droogmakerijen werd eerst in een ringvaart en vervolgens in de rivieren gemalen. Vanaf de 15e eeuw werd het water door windmolens, eerst met schepraderen, later met vijzels (een schroef in een koker) en vanaf de 19 eeuw met stoom-, diesel- en elektrische gemalen op peil gehouden. In de Zuidplaspolder zal de nieuwe Goudse woonwijk Westergouwe worden gerealiseerd.

Omdat de door turfwinning ontstane plassen een bedreiging voor Gouda konden vormen, werd in 1653 door de Staten van Holland aan de stad een octrooi verleend waarin werd bepaald dat in een cirkel van 900 roeden rond Gouda niet mocht worden geveend. Daardoor bleven grote stukken landschap ten westen en ten noorden van Gouda hun oorspronkelijke karakter behouden. Wij danken daaraan nog de kleinschalige, hooggelegen maar desondanks erg natte Oostpolder in Schieland (21) tussen de Gouwe en de Zuidplaspolder. Door de drassigheid wordt de bodem van de Oostpolder ook wel ‘dik water’ genoemd.

Men heeft zich lang aan dat octrooi gehouden, maar in de 19e en 20e eeuwen werd alsnog in dit oude landschap turf gewonnen, waardoor de Reeuwijkse plassen en ’t Weegje (22) ontstonden.

De Oostpolder in Schieland wordt samen met ‘t Weegje in de toekomst een groene long tussen de nieuwe woonwijk Westergouwe, bedrijfsterreinen en de bestaande stad. De polder zal voornamelijk worden bestemd voor recreatie.

De Alpher Wetering (23) is een gedeeltelijk zeer oud kanaaltje, evenwijdig aan de Gouwe (24), ten behoeve van de afwatering van de onder Alphen gelegen poldergebieden. De wetering stond vroeger in verbinding met de Hollandsche IJssel. De afgesneden bocht van de Gouwe is gedeeltelijk nog in tact en gedeeltelijk gedempt ten behoeve van de aanleg van de spoorbaan. De Nieuwe Gouwe (25) is gegraven om de vele lussen in de Gouwe voor het scheepvaartverkeer af te snijden.

Ter weerszijden van de Broekweg bij de aansluiting op de Nieuwe Broekweg liggen tussen de Alpher Wetering en het Gouwekanaal het Gemaal Oostpolder in Schieland (26) en een vervallen, al bijna gedempte sluis, het Moordsche Verlaat (27). Het Gouwekanaal (28) is gegraven als onderdeel van het Julianasluis-complex.

Voor de volgende etappe in de Goudse Sluizenroute klikt u hier

Wilt u terug naar de vorige pagina, klik dan hier…

Wilt u terug naar het hoofdmenu, klik dan hier…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *