Het ontstaan van de Oostpolder in Schieland
Omdat de door turfwinning ontstane plassen een bedreiging voor Gouda konden vormen, werd in 1653 door de Staten van Holland aan de stad een octrooi verleend waarin werd bepaald dat in een cirkel van 900 roeden rond Gouda niet mocht worden geveend. Daardoor bleven grote stukken landschap ten westen en ten noorden van Gouda hun oorspronkelijke karakter behouden. Men heeft zich lang aan deze ‘Circumvelatie van de 900 roeden’ gehouden, maar in de 19e en 20e eeuwen werd alsnog in dit oude landschap turf gewonnen, waardoor de Reeuwijkse plassen en ’t Weegje ontstonden.
Het niet-verveende gebied ten westen van de oorspronkelijke loop van de Gouwe omvatte de gemeente Broek, waartoe de oorspronkelijke ontginningen Broekhuizen, Thuil en Het Weegje behoorden. Ook het deel van de huidige Korte Akkeren ten westen van de Constantijn Huijgensstraat behoorde daartoe. De westelijk daarvan gelegen Zuidplas, waarin druk geveend werd, had vanouds een vaarverbinding met de Turfsingel waarin een sluisje lag, het Moordrechtse Verlaat. Dit sluisje is in 1935 afgebroken en het water is gedempt.
Bij de droogmaking van de Zuidplas, in 1841, bleven de hoger gelegen niet-verveende gebieden ongemoeid. Ze werden in 1863 tot een aparte polder ingericht: de Oostpolder in Schieland. De nieuwe polder kreeg via een sluis bij de Moordrechtse Tiendweg een verbinding met de Ringvaart van de Zuidplaspolder. Hoewel de Oostpolder toebehoort aan het Hoogheemraadschap Schieland watert het uit op de Gouweboezem van Rijnland. Het gebied werd bemalen door twee wind-schepradmolens, één aan de Gouwe bij de Spoorbrug en de andere, de Mallemolen, aan de Moordrechtse Tiendweg. Deze bemaling is later vervangen door een nabij de Mallemolen gebouwd zuiggasgemaal.
De aanleg van het Moordsche Verlaat
Bij het graven van het Gouwekanaal, in 1932, werd de Oostpolder doorsneden. Er ontstond een oostelijk deel, waarop Korte Akkeren-nieuw werd gebouwd, en een westelijk deel dat zijn oorspronkelijke karakter behield. Het oostelijke deel werd ontwaterd via het bestaande gemaal bij de Mallemolen, dat werd omgebouwd tot een elektrisch gemaal. Het westelijke deel van de Oostpolder moest worden voorzien van een nieuw elektrisch gemaal, dat gebouwd werd aan de Broekweg. De Alpher Wetering werd vergraven naar het zuiden en kreeg ten behoeve van de in de omgeving gevestigde tuinders een verbinding met de Nieuwe Gouwe via een tussen 1928 en 1933 gebouwde sluis met twee vaste bruggen. Deze sluis werd het Moordsche Verlaat genoemd, niet te verwarren met het Moordrechtse Verlaat nabij de Turfsingel, dat ook wel eens Moordsch Verlaat wordt genoemd. In datzelfde jaar werd door de polder een concessie aangevraagd tot het heffen van scheepvaartrechten voor de sluis, “net zoals de gemeente Gouda rechten heft voor het doorvaren van het Moordrechts Verlaat”. Deze rechten zijn geheven tot de sluis in 1957 weer aan de provincie Zuid-Holland werd overgedragen.
Een korte staat van dienst…
Het Moordsche Verlaat heeft slechts 24 jaar gefunctioneerd. In 1957 is het gebruik beëindigd; de watergang werd rigoureus gedicht met een betonnen tussenmuur. De sluis had zijn betekenis verloren omdat de doorgaande verbinding tussen de Gouwe en de Ringvaart van de Zuidplaspolder was verbroken door de opheffing van de schutsluis aan de Moordrechtse Tiendweg.
… of toch nog een toekomst?
Ook het Moordsche Verlaat stond op de nominatie om gesloopt te worden, maar dat is er niet van gekomen. Inmiddels verkeert de sluis in deplorabele staat. Of is dat schijn? De massieve houten sluisdeuren zijn weliswaar tot op het water weggerot, en het geheel is overwoekerd met braamstruiken, maar alles wat van steen en beton is, ligt er nog tamelijk ongeschonden bij. De sluis heeft cultuurhistorische betekenis en is dus waard om behouden te blijven. Bovendien kan het Moordsche Verlaat een recreatieve functie krijgen voor de woonwijk Westergouwe die hier gerealiseerd wordt. Na het weghalen van de betonnen tussenmuur kan er een bruikbare sluis overblijven, die met niet al te veel investeringen weer gangbaar gemaakt kan worden. Ook is het van belang dat het laatste rudimentaire polderlandschap rondom de sluis behouden blijft. Het landelijke karakter van de Oostpolder en de huidige inrichting met een bedrijventerrein en sportvelden wordt immers ernstig aangetast.