Ontstaan omstreeks het jaar 500
In de Romeinse tijd was de Oude Rijn de voornaamste riviertak in de Rijndelta. De rivier vormde de noordgrens van het Romeinse Rijk. Na die tijd heeft het stroomgebied van de Rijn zich geleidelijk naar het zuiden verlegd. De Hollandsche IJssel en de Lek ontstonden ongeveer 1500 jaar geleden, en rond het jaar 1000 vormden deze beide rivierarmen de hoofd-afvoeren van het Rijnwater naar zee.
Ontwikkeling tot getijdenrivier
De riviertakken van de Rijndelta doorstroomden in die tijd het Hollandveen dat zich in een dikke laag achter de strandwallen uitstrekte over Holland en een deel van Utrecht. Het rivierwater stroomde traag tussen de veenkussens door naar zee en van enige invloed van de zee op het land achter de duinen was geen sprake. Daarin kwam verandering omstreeks de 10e en de 11e eeuw, toen de hoofdstroom van de Rijn zich geleidelijk nóg verder naar het zuiden verlegde en de taken van de Hollandsche IJssel en de Lek goeddeels werden overgenomen door de Merwede. In die tijd vond een aantal zware stormvloeden plaats, waardoor zich de huidige zeearmen vormden die diep in het land drongen. Daarmee werden de Hollandsche IJssel en de Lek getijdenrivieren.
Dijkaanleg
In diezelfde tijd vonden grootschalige ontginningen plaats in het hooggelegen veengebied van Holland en het Sticht. Het veen werd sterk ontwaterd en de bodem begon in te klinken. Er ontstond daardoor wateroverlast en in de tweede helft van de 12e eeuw werd daarom begonnen met de aanleg van dijken. Al vanaf het midden van de 13e eeuw moet de Schielands Hoge Zeedijk tot aan de kust één gesloten geheel hebben gevormd.
Afdamming
Tot 1285 waren de Hollandsche IJssel en de Lek gelijkwaardige riviertakken die zich van elkaar afsplitsten bij Nieuwegein en weer samenkwamen bij Krimpen, waar ze als Nieuwe Maas verder naar zee gingen. Maar er vonden in de gebieden ter weerszijden van de IJssel veel overstromingen plaats door vloed vanuit de zee in het westen en toevoer van rivierwater vanuit het oosten. Daarom sloot de graaf van Holland in 1283 een overeenkomst met de bisschop van Utrecht om dit probleem aan te pakken. In 1285 werd een aanvang gemaakt met de afdamming van de Hollandsche IJssel bij de huidige boerderij Het Klaphek in Vreeswijk (nu Nieuwegein). In 1291 was het werk gereed. Alleen een duikersluis in de Lekdijk herinnert nog aan de oorspronkelijke loop.
Afwateringskanalen vanuit het noorden
De afdamming van de rivier had buitengewoon gunstige gevolgen. De afwatering van de ontgonnen gebieden naar het noorden ging door de verlanding van de Oude Rijn problemen geven. Daarentegen was de Hollandsche IJssel, door de afdamming en de peilverlaging die daarvan het gevolg was, juist zeer geschikt geworden voor de afwatering van de gebieden daaromheen. Daarom werd in de 14e eeuw de waterafvoer van de ontginningen ten zuiden van de Oude Rijn rigoureus naar de Hollandsche IJssel verlegd. Er zijn in die tijd vanuit het noorden diverse weteringen naar de rivier gegraven waarvan er veel nog zichtbaar zijn in de stedelijke verkaveling en in het landschap rond Gouda.
Iedere wetering kreeg een eigen keersluis op de IJssel. Later, toen het land nog verder daalde en ook dit systeem problemen ging opleveren, ging men gebruik maken van watermolens om het polderwater getrapt uit te slaan: eerst op de weteringen en van daaruit op de rivier. Later werd de windbemaling vervangen door bemaling met stoom, en nog later door elektrische gemalen.
Kanalisatie
Maar door de afsluiting bij Het Klaphek bleef er vervolgens te weinig stroming in de Hollandsche IJssel over en werd ook deze rivier steeds ondieper en moeilijker bevaarbaar. Er is daarom wel overwogen om de afsluiting bij Vreeswijk weer ongedaan te maken, maar zover is het nooit gekomen. In 1810 deed Jan Blanken, de toenmalige Inspecteur van de Waterstaat, een voorstel om de Hollandsche lJssel tussen Vreeswijk en Gouda te kanaliseren en daarbij gebruik te maken van een sluis met door Jan Blanken zelf uitgevonden ‘waaierdeuren’. Deze waaierdeuren maakten het mogelijk om het rivierwater te laten in- en uitstromen, waardoor de verlanding van de rivier kon worden tegengegaan, maar eventueel ook af te sluiten en de passerende schepen te schutten. Het heeft nog ruim een halve eeuw geduurd voordat het inderdaad zover was. In 1862 was met de bouw van de Waaiersluis de gehele kanalisatie tussen Nieuwegein en Gouda voltooid. Sinds die tijd heet dit gedeelte Gekanaliseerde Hollandsche IJssel. Dankzij de kanalisatie was hier meer scheepvaart mogelijk.
Wilt u terug naar het hoofdmenu, klik dan hier…