Het Reeuwijksche Verlaat (vervolg)

Ook in Reeuwijk ontwateringsproblemen

Het waterpeil in de binnenpolders tussen de Hollandsche IJssel en de Oude Rijn was moeilijk onder controle te houden. Een natuurlijke afwatering was al gauw niet meer mogelijk, zodat het water met toepassing van windkracht op peil moest worden gehouden. Maar niet veel later liet ook de bemaling met wind-watermolens te wensen over. De polder Reeuwijk had in 1543 twee molens aan de Oude Rijn geplaatst. Later was daar zelfs nog een derde molen aan toegevoegd. Maar nog steeds was de drooglegging onvoldoende. Er werd, aan het eind van de zestiende  eeuw, omgezien naar een betere oplossing.

Oplossing: de Karnemelksloot

Die diende zich aan, toen in 1579 de Karnemelksloot werd gegraven krachtens een besluit van de Goudse vroedschap. Het betrof een verbreding van de al sinds de ontginning bestaande sloot aan de noordkant van de tiendweg. Het water moest de stadsgrachten met de Breevaart verbinden, zodat Gouda’s relatie over water met het achterland, met name met Bodegraven, Reeuwijk en Stein, zou worden verbeterd. Deze nieuwe verbinding tussen de Breevaart en de IJssel, via de stadsgrachten van Gouda, bleek voor Reeuwijk de oplossing. De Reeuwijkse ingelanden besloten in 1604 om gezamenlijk met Sluipwijk te gaan afwateren op de Breevaart.

Een dam in de Breevaart…

Het probleem was echter dat de maalpeilen van Reeuwijk en Sluipwijk in die tijd niet gelijk waren, en bovendien verschilden van het peil van Rijnlands boezem, waartoe de Goudse stadsgrachten behoorden. Daarom moest in de Breevaart een dam worden gelegd. Dit werk kwam in 1608 gereed. Het water beneden de dam werd een deel van Rijnlands boezem.

…met watermolens…

Zowel Sluipwijk als Reeuwijk plaatsten aan de dam een molen die het water uit de beide polders op Rijnlands boezem kon uitslaan. De Sluipwijkse molen verrees al in 1604 aan de Oostboezemkade, direct ten zuidoosten van de dam die toen nog volop in uitvoering was. Deze molen ontving het Sluipwijkse water via de Molenvliet, een smalle wetering evenwijdig aan de Breevaart, die verbonden was met het water langs de Platteweg en, verderop naar het noorden, met het overige water in het Sluipwijkse. De Molenvliet was van de Breevaart gescheiden door een smalle kade, de ook nu nog bestaande Oostlangekade. De poldermolen van Reeuwijk, in 1608 gebouwd, stond aan de andere zijde van de dam, aan de Goudse kant van de Breevaart. Deze molen pompte het Reeuwijkse water rechtsreeks vanuit het noordelijke deel van de Breevaart, om de dam heen, naar het zuidelijke deel.

Sluipwijkse molen bij het Reeuwijksche Verlaat
Zie hier De Sluipwijkse molen nog in volle glorie

… een overtoom richting Reeuwijk…

Ten behoeve van het scheepvaartverkeer van en naar Reeuwijk werd in de dam een insnoering gemaakt, met daarin een overhaal of overtoom: een dubbele houten helling waarover kleine schepen van de ene zijde van de dam naar de andere konden worden getrokken. Bij dergelijke overtomen werden vaak houten rollen en een lier gebruikt, om het werk te verlichten. Waarschijnlijk is dit ook bij de Reeuwijkse Overtoom het geval geweest.

… en een sluis richting Sluipwijk

Ten behoeve van het scheepvaartverkeer van en naar Sluipwijk kwam in de nieuwe dam een sluis. De nieuwe situatie wordt weergegeven op de in 1618 verschenen Kaart van de wegen en watergangen ten oosten van Gouda van de gezworen landmeter Henrick Vos.

Van overtoom tot Reeuwijksche of Dubbel(d) Verlaat

In de loop van de zeventiende eeuw is in de dam in de Breevaart nog een tweede sluisdoorgang gebouwd, ten behoeve van het scheepvaartverkeer van en naar Reeuwijk. Zo kreeg de sluis drie openingen: behalve het bestaande paar deuren aan de zuidkant naar de Goudse boezem en de enkele deur aan de noordoostzijde naar de polder Sluipwijk via de Molenvliet, kwam er nu een nieuw paar deuren aan de noordwestzijde, naar de polder Reeuwijk, via de Breevaart. Dat op dit punt drie verschillende polderpeilen bij elkaar kwamen, zodat dit als het ware een driesprong te water vormde, maakt deze sluis tot een uniek waterbouwkundig monument. Het is de enige driewegsluis uit die tijd. Het gehele complex heet sindsdien het Reeuwijksche Verlaat. Maar het wordt ook wel het Dubbel(d) Verlaat genoemd. Naast de nieuwe sluis bleef de overtoom naar Reeuwijk nog lange tijd in gebruik.

Reeuwijksche Verlaat
Een heel mooie situatieschets van de sluis, de waterwegen en de plaatsen van de molens:

Aanpassingen

Deze situatie bleef bestaan tot 1868. In dat jaar werd het Reeuwijksche Verlaat ingrijpend verbouwd. Ook verrees er op de dam, ten westen van het verlaat, een sluiswachterswoning, die intussen weer is afgebroken. Als gevolg van de toenemende vervening in de Sluipwijkse polder kwamen de waterpeilen van Reeuwijk en Sluipwijk op eenzelfde niveau en werd de bemaling van de gezamenlijke polders verbeterd met de bouw van een stoomgemaal nabij Zwammerdam. De Sluipwijkse molen raakte daarop in onbruik en werd in 1898 afgeknot. Nadat in 1934 het elektrische gemaal Burgvlietkade van de polder Reeuwijk in gebruik werd genomen, overkwam dat ook de Reeuwijkse molen. De onderstukken van de molens werden tot woning omgebouwd. De Sluipwijkse molen is inmiddels geheel verdwenen, maar de Reeuwijkse molenstomp bestaat nog steeds.

Reeuwijkse molen
De molenstomp van de Reeuwijkse molen is nog steeds bewoond. Links is het gemaal te zien dat destijds de functie van de molen overnam.

Restauratie

Na het samenkomen van de waterpeilen van Reeuwijk en Sluipwijk, en de moderne elektrische bemaling, was het keren van drie peilen niet meer aan de orde. In 1972 werd dan ook het Dubbel Verlaat in feite een enkel verlaat, doordat de toegang naar de Molenvliet werd afgesloten en de doorgang prozaïsch werd dichtgemetseld. In 2009 en 2010 onderging het Reeuwijksche Verlaat echter een grondige restauratie, waarbij de doorgang naar de Molenvliet weer een echte sluisdeur kreeg.

Voor meer beeldmateriaal zie Goudawaterstad

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *