Een bron van ziekten
Het was vooral door de zijlen, in feite open riolen, dat het leven in Gouda zeer ongezond was. Er heersten voortdurend dysenterie, cholera en tyfus, en vaak ook de pest. In 1673 werd de stad getroffen door een pestepidemie waaraan bijna 3000 mensen stierven, ongeveer 20% van de stadsbevolking. Eén van de slachtoffers was Dirck Crabeth, de glazenier die de schepper was van verscheidene van de wereldberoemde Goudse Glazen.
Büchner
Voor Gouda in de negentiende eeuw heeft de stadsarts Willem Frederik Büchner, in 1780 geboren in Reinheim (Duitsland), grote betekenis gehad, onder andere door zijn strijd tegen besmettelijke ziektes. Hij ijverde voor een verbetering van de leefomstandigheden, die uitermate slecht waren, zeker voor de werkende bevolking. Hij had oog voor het effect van de sterk vervuilde stadsgrachten op de volksgezondheid en drong daarom aan op verbetering van de kwaliteit van het drinkwater. Hij maakte zich ook zorgen over de ondervoeding van een groot deel van de Goudse bevolking en streed tegen het drankmisbruik dat in die periode ook in Gouda hoog was. Tevens trachtte hij de werkomstandigheden van de Goudse arbeiders te verbeteren. In zijn Bijdragen tot de geneeskundige topografie en Statistiek van Gouda (1842) liet hij zien dat de gemiddelde leeftijd van een Gouwenaar – in 1840 niet meer dan 21,4 jaar – beduidend lager lag dan elders in Europa.
Riolering van het stedelijke gebied
Het streven van Büchner heeft ertoe geleid dat in het midden van de negentiende eeuw een begin gemaakt werd met de riolering van het stedelijke gebied, waardoor de zijlen als open riool overbodig zouden worden. Dat is een groot werk geweest, dat tot ver in de twintigste eeuw duurde. In eerste instantie werd het rioolwater afgeleid naar de stadsgrachten, zodat die er niet veel frisser door werden. Maar inmiddels kunnen we zeggen dat Büchner geslaagd is: er is in de binnenstad geen zijl meer te bekennen en hij heeft als dank daarvoor een eigen straatnaam gekregen. Dat daarmee ook een uiterst kenmerkend Gouds stadsbeeld verdwenen is, is natuurlijk volstrekt begrijpelijk en verantwoord. Anderzijds zou je kunnen zeggen dat, nu de stad inmiddels zo keurig gerioleerd is, het oude straatbeeld met de open zijlen hier en daar weer gereconstrueerd zou kunnen worden.
De auto als leven brengende factor
Behalve de volksgezondheid heeft ook het verkeer geleid tot een wijziging van het historische stadsbeeld. Tot het midden van de twintigste eeuw behield de auto een zekere exclusiviteit. De impasse van de Tweede Wereldoorlog was daar debet aan. In de armoede van de eerste jaren na de oorlog was een personenauto zelfs voor de zich redelijk herstellende middenstander nog onbereikbaar. Daarom vormde zo’n vervoermiddel in de stad een bezienswaardigheid. Maar al snel na de oorlog heeft de auto zich verder ontwikkeld. Het werd het dominante vervoermiddel en zelfs een steeds grotere concurrent van de trein. Dat had vooral binnen de bebouwde kom grote gevolgen. De auto werd juichend binnengehaald. In de periode van 1950 tot 1965 heette de auto de ‘leven brengende factor’, waarvan de middenstand veel voordeel zou mogen verwachten. Daarom moest dit vervoermiddel ruim baan krijgen. Zo brak de tijd aan van het opblazen van de landelijke wegen, het verbreden van de middeleeuwse straten, en zelfs van het dempen van de grachten, alles ter verbetering van de bereikbaarheid van de voorzieningen in de oude stad voor het autoverkeer.
De ‘modernisering’ van de oude stad
De eerste van de Goudse grachten die eraan moest geloven was in 1911 het Agnietenwatertje achter de Agnietenkapel. Ook alle andere grachtjes in de omgeving van de Nieuwe Markt werden gedempt. Het water van de Zeugstraat achter de Waag werd gedeeltelijk overkluisd. In 1930 werd de Verloren Kost gedempt. Daarna volgde de Nieuwehaven in 1940.
Ons bestuurslid Dr. A. Scheygrond waarschuwde voor een al te groot demp-enthousiasme:
‘Het moet in hoge mate betreurd worden, dat onder de leden van vele plaatselijke besturen de mening heeft postgevat, dat wie niet wil dempen, slopen en breken ten bate van het verkeer, geen open oog heeft voor wat de stadsontwikkeling vandaag den dag vraagt. ‘Ik mag dat dempen wel’, verklaarde een der Goudse raadsleden vol trots, kennelijk ervan overtuigd dat slopen en dempen de hoogste uitingen zijn van een progressieve politiek. Gouda gaat anders niet met zijn tijd mee!’ (Scheygrond, Grachten, 1951, 7).
Maar het mocht niet baten. De ergste ramp voor de stad deed zich voor in 1953, juist nadat Gouda met groot geluk behouden was gebleven voor de stormvloed van 31 januari op 1 februari. Het gemeentebestuur trok de conclusie dat een verbetering van de waterveiligheid van de stad gelukkigerwijze kon worden gecombineerd met de verbetering van de doorstroming van het verkeer, sloot derhalve de beide Veerstallen op elkaar aan en verving de Havensluis voor een duiker. Daarmee was het gedaan met de doorvaart door de stad. En niemand treurde daarom. Vrijwel meteen daarna, in 1954, werden ook de grachten langs de Naaierstraat en het uiterst karakteristieke Achter de Vismarkt gedempt. In 1961 volgde tenslotte de demping van de Raam en het Nonnenwater, met het doel om over het tracé Nieuwe Gouwe Oostzijde – Raam – Veerstal – en een nieuwe brug over de Hollandsche IJssel een stadsweg aan te leggen van Rijksweg A12 naar de Krimpenerwaard. Die stadsweg is er nooit gekomen, maar daarmee was wel ook langs de Raam het karakteristieke stadsbeeld verdwenen. Ook werd ten behoeve van de doorstroming de Aaltje Baksteeg verbreed, door de sloop van de zuidwand. Aangezien deze steeg daarmee was opgewaardeerd, werd de naam meteen gewijzigd in Aaltje Bakstraat. Hetzelfde onderging, maar ditmaal zonder naamswijziging, de Lange Noodgodsstraat.
‘Ontdemping’?
Inmiddels is vrijwel iedere echte Gouwenaar ervan overtuigd dat dit dempen en slopen ten behoeve van het verkeer geen verbeteringen heeft gebracht, en voor het beeld van de historische stad funest is geweest. Er wordt dan ook door eenieder, met het Gouds Watergilde voorop, gestreefd naar het ‘ontdempen’ van de grachten en naar het herstel van de doorvaart door Gouda, door het openen van de Havensluis. Het is nu alleen nog maar een kwestie van geld. Maar helaas, dat geld is er nog niet…